Klaas Gubbels (1934) - Leesplank - Postkaart| bekijk de Art Unlimited  collectie (meer dan 20.000 kaarten)!

Afdeling:HENNY DE LANGE27 maart 2012, TROUW

Hij heeft nog nooit zo’n mooi zelfportret gemaakt, constateert kunstenaar Klaas Gubbels (1934) opgetogen. Hij wijst naar het schaap op de leesplank die hij in 1964 schilderde. Al jaren heeft hij dit schilderij niet meer gezien. Het is een gelukkig weerzien voor de kunstenaar met zijn werk, in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem (MMKA). “Ik vind dat ik mezelf goed heb weergegeven. Zo zag ik er echt uit in die tijd.” Maar waarom als schaap? Gubbels: “Ik vond het wel grappig om mezelf als het zwarte schaap af te beelden.”

Allerlei herinneringen komen bij Gubbels boven bij het zien van dit schilderij. Sinds 2009 bevindt het zich in het depot van het Arnhemse museum. Daar kwam het terecht na het overlijden van Pierre Janssen, die van 1969 tot 1982 directeur was van het Gemeentemuseum Arnhem, zoals het MMKA destijds heette. Janssen had bepaald dat een groot deel van zijn kunstverzameling na zijn dood en het overlijden van zijn partner Rie de Boois aan dit museum geschonken moest worden.

Het museum had niet direct plaats voor ‘De Leesplank’ in de collectiepresentatie, vertelt Miriam Windhausen, hoofd museale zaken. Het museum bezit weliswaar veel werk van Klaas Gubbels, die al jaren woont en werkt in Arnhem. Maar in het oeuvre van Gubbels, die vooral bekend is door zijn stillevens van tafels, stoelen en koffiekannen, is dit een buitenbeentje. Daarom bleef het in het depot. Maar voor Trouw haalt het museum het graag uit de kelder. “Want het is echt een heel bijzonder werk waar veel over te vertellen valt”, zegt Windhausen. En niemand kan dat beter doen dan de kunstenaar zelf.

Gubbels kwam op het idee voor dit schilderij, toen hij op een rommelmarkt een ouderwetse leesplank had gekocht. “Het leek me leuk om een eigen versie te maken van aap noot mies. Maar wat heb ik me daarop verkeken. Ik ben er zeker een jaar mee bezig geweest. Tel maar na: het zijn alles bij elkaar achttien schilderijen: zeventien plaatjes en dan het werk als geheel.” Vooral het broeden op originele ideeën kostte hem veel energie.

Al die tijd stond het doek op een ezel in zijn atelier. Pierre Janssen kwam regelmatig op bezoek bij de jonge Gubbels. “Hij claimde dat hij mij ontdekt had als kunstenaar. Hij vond me een heel goede schilder. Daarom bleef hij graag op de hoogte van waar ik mee bezig was.”

Omgekeerd waren die bezoekjes voor Gubbels ook interessant, omdat Janssen in die tijd veel invloed had als presentator van ‘Kunstgrepen’, het eerste kunstpogramma op de Nederlandse televisie. Daarin probeerde hij zijn liefde voor kunst op de kijkers over te brengen. En dat deed hij met zoveel enthousiasme dat er gemiddeld twee miljoen mensen per aflevering keken. Maar er was ook kritiek: met zijn lichtvoetige presentatie die soms wel een conference leek, zou hij de kunst niet serieus nemen en tot bezit van de straat maken. Toen Janssen op een dag De Leesplank zag in het atelier van Gubbels, was hij meteen geïnteresseerd. Maar zelf vond Gubbels het ook zo’n mooi werk worden, dat hij het niet wilde verkopen. Toen het klaar was, ging Janssen er toch mee aan de haal. Gubbels: “Hij heeft het min of meer gekaapt.” Gekaapt? Gubbels: “Hij legde drieduizend gulden neer, want dat bedrag hadden we volgens hem afgesproken. Ik wist helemaal van niets hoor. Hij pakte het doek en nam het zo onder zijn arm mee naar huis. Daar hing hij het in zijn bibliotheek, zijn privédomein. En daar heeft het al die jaren gehangen. Als ik bij hem op bezoek kwam, ging ik er altijd even naar kijken.”

Gubbels heeft nog wel eens voorgesteld om er een reproductie van te laten maken. Dan had hij een aandenken en ook het grote publiek had daar vast wel interesse in. Maar dat was onbespreekbaar voor Janssen. “Hij wilde het exclusief voor zichzelf houden. Hij was er gewoon verliefd op.” De vader van Janssen was hoofdonderwijzer. Misschien speelde dat ook mee, veronderstelt Gubbels.

Op een gegeven moment kregen ze ruzie, met als gevolg dat Gubbels daar jaren niet meer over de vloer kwam. Pierre Janssen was boos omdat hij geen artikel had mogen schrijven in een boek over Gubbels. “Hij dacht dat ik daar achter zat, maar ik kon er niets aan doen. Maar Janssen was lastig, hoor. Jaren heeft het geduurd voordat het weer goed kwam en ik weer welkom was in zijn boerderij in Kerk-Avezaath.” Kort daarna overleed Pierre Janssen, in 2007. Sindsdien heeft Gubbels zijn leesplank niet meer gezien.

Maar nu hangt het werk in het museum en is het voor het eerst voor iedereen te zien. Een enorme leesplank is het, geschilderd op grof vlas- linnen. Er zitten twee oude schilderijen onder, vertelt Gubbels, stillevens met tafels en koffiekannen. “Als een schilderij me niet beviel, schilderde ik er overheen.” Hier en daar zitten verdikkingen in de verf die daarop wijzen.

Over elk plaatje valt wel een verhaal te vertellen. Gubbels is niet meer te stuiten. Neem nou die aap. Hij heeft niets met apen, maar een leesplank moet wel beginnen met aap noot mies, vindt hij. Voor deze aap stond Sophie model, een gorilla uit de Rotterdamse diergaarde Blijdorp die destijds werd verzorgd door Gubbels’ vriend Chris Barends. Die nodigde hem en de kunstenaar Kees Franse uit voor een ontmoeting met de gorilla. “We moesten in een kamertje wachten toen Chris Sophie ging halen. Met haar enorme handen op de schouders van Chris kwam ze binnen. Ze ging zitten in een grote houten stoel die speciaal voor haar was gemaakt. Toen Chris even weggeroepen werd, bleven wij alleen achter met Sophie. Ik hád het niet meer, volgens mij kon ze ruiken hoe bang ik was.”

Aan het schilderen van een noot valt weinig eer te behalen, maar voor mies liet Gubbels zich inspireren door het schilderij ‘Schemering’ van de Franse schilder Chabas, waarvan een ansichtkaart in zijn atelier hing. Chabas schilderde graag naakte jonge meisjes (‘miesjes’) in de natuur. Na wim, zus en jet werd het tijd voor iets bijzonders. Geen fruit maar Freud. “Freud is eigenlijk gekomen nadat het af was. Hij was één van de laatste. Met Freud wilde ik de hele leesplank uitleggen, daarom heb ik dat prentje erbij gedaan. Zijn portret heb ik van mijn schoonmoeder geleend, dat was een intellectuele dame.”

Bij vuur kon hij niet om de lucifers van Zwaluw heen. “Het allermooiste luciferdoosje.” Gijs werd een bodybuilder, omdat bodybuilding in die tijd nog iets bijzonders was. Kees is zijn vriend Kees Franse (schilder, graficus en beeldhouwer, 1924-1982), of beter gezegd de vuist van Kees die een erotisch teken maakt. Met gelukzalige blik kijkt Gubbels naar de groene weide, waarvoor hij zich liet inspireren door het schilderij ‘Grasgrond’ (1887) van Vincent van Gogh. “Vond ik heerlijk om te schilderen.”

In het hok stopte hij een prostituee en daar mag iedereen van denken wat-ie wil. En dan tot slot het zwarte schaap Klaas Gubbels.

Maar het lam, waar is het lam? Gubbels: “Je moet wel goed kijken, hoor.” Hij wijst naar het oranje koord dat een beetje slap tussen de palen hangt. “Vond ik wel een grappige woordspeling.”