Weer het werk van een kunstenaar, in dit geval Rob Scholte, ‘over de kling gejaagd’. Heel veel werken via een ‘monsterveiling’ verkocht en in grote getalen nu te vinden (en onder andere te koop) op Marktplaats, Kunstveiling.nl en Catawiki.

De totale collectie telt ongeveer 8.000 kunstwerken!

https://www.regionoordkop.nl/10/08/2022/ondanks-aanstaande-veiling-probeert-rob-scholte-zijn-collectie-zelf-te-verkopen

Probeerde dus

 

Den Helder – Rob Scholte en zijn vrouw Lijsje Snijder doen nog een laatste poging om hun kunstcollectie zelf te verkopen, ondanks dat de rechter heeft besloten dat de gemeente Den Helder het werk mag veilen. De familie Scholte vraagt nu drie miljoen euro voor de gehele collectie, terwijl de gemeente uitgaat van een veilingopbrengst van €350.000,-. Volgens Snijder heeft de gemeente er belang bij dat kunst van Scholte voor een laag bedrag de deur uit gaat.

Een bericht op de website van Scholte kondigt de verkoop aan: “Rob Scholte biedt zijn hele kunstcollectie te koop aan voor drie miljoen euro. Deze bijzonder unieke verzameling van veel meer dan 8.000 stuks bestaat uit vele kunstwerken van Rob Scholte zelf, maar ook van vele andere bekende en nu nog onbekende kunstenaars, die in het Rob Scholte Museum te zien zijn geweest.” Geen lullig bedrag dus, maar volgens Snijder is de waarde volledig onderbouwd en is de collectie zelfs meer waard: “Tien jaar geleden is de collectie voor de verzekering op drie miljoen getaxeerd. Inmiddels zijn er nog veel meer werken bijgekomen.” Volgens Snijder mogen zij en Scholte de collectie tot deze geveild is nog zelf proberen te verkopen.

Collectie bij elkaar houden
Wanneer de collectie geveild zal worden, wat moet gebeuren via het bedrijf BVA Auctions, weet de familie Scholte nog niet. Het koppel is in zijn geheel niet tevreden over de wijze waarop de gemeente van het werk af probeert te komen: “De taxateur van de gemeente taxeert een schilderij op €400,-, terwijl een soortgelijk schilderij van Rob aan het Rijksmuseum is verkocht voor €45.000,-.” Naast het feit dat de gemeente de waarde van de collectie volgens Snijder veel te laag inschat, wordt het werk van haar man door de veiling ook nog eens uit elkaar gehaald: “De gemeente doet niets om de veiling bekendheid te geven. Wij vinden dat de verkoop bij het publiek onder de aandacht moet worden gebracht en willen de collectie als één geheel verkopen. Als je dat niet doet vernietig je de marktwaarde, dat kun je nooit meer terugdraaien.”

Snijder denkt dat de gemeente er bewust voor kiest om de collectie voor weinig van de hand te doen: “Als het werk voor de geschatte €350.000,- wordt verkocht zijn wij failliet. Dat betekent ook dat wij de rechtszaken tegen de gemeente, die nog beslecht moeten worden, niet kunnen voeren.” Scholte en zijn vrouw claimen een bedrag van 1,7 miljoen euro van de gemeente Den Helder: “De verkoop van de kunstcollectie is ook voorbarig, omdat nog helemaal niet duidelijk hoe die zaak zal lopen.” Verantwoordelijk wethouder Michiel Wouters was niet bereikbaar voor commentaar.

 

Dit raadselachtige schilderij van David Bailly nodigt uit om in te zoomen op elk detail

Inzoomen op ijdelheid Op een voorbeeldige tentoonstelling over de populaire portretschilder David Bailly in Leiden staat zijn beste en meest raadselachtige schilderij centraal. Maar wat betekenen die zeepbellen daarop, wie is die jonge schilder links, waarom ligt die pijp op tafel? Alles is ijdelheid.

David Bailly, Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder (1651, olieverf op paneel, 89,5 × 122 cm).
David Bailly, Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder (1651, olieverf op paneel, 89,5 × 122 cm).Collectie Museum De Lakenhal, Leiden 

Tentoonstelling

David Bailly – Tijd, dood en ijdelheid. T/m 2 juli in Museum De Lakenhal, Leiden. Inl: lakenhal.

David Bailly (1584-1657) was een van de twee meest gevraagde portretschilders in het Leiden van zijn tijd. Hij lijkt ook een enthousiast zelfportrettist te zijn geweest: tussen de vele portretten op een tentoonstelling van zijn werk in Museum De Lakenhal duikt regelmatig zijn eigen hoofd op. Een paar keer getekend, een paar keer geschilderd en – het meest opmerkelijk – een paar keer in portretten die eigenlijk om iemand anders draaien. Dan staat er ineens een zelfportretje van hem naast iemand op tafel, of zijn eigen portret hangt aan de muur waarvoor iemand staat te poseren. Als een soort wethouder Hekking heeft Bailly zichzelf de portretten van anderen in geschoven.

In een schutterstuk door de ándere veelgevraagde Leidse portrettist, Joris van Schooten, schilderde Bailly in 1626 zijn eigen hoofd: hij was vaandeldrager in de schutterij. Allemaal leuk en aardig wat Van Schooten in dat groepsportret deed, maar Bailly liet zichzelf toch liever niet aan zijn collega over.

Is dan alles ijdelheid in dit oeuvre? Bailly had „een fascinatie met zijn eigen zelfbeeld”, heet het in de catalogus. Conservator Janneke van Asperen beschrijft hem als een „zelfbewuste, modieuze man voor wie zelfrepresentatie blijkbaar belangrijk was”. Dat veelvuldig weergeven van het eigen voorkomen was begin zeventiende eeuw nog tamelijk ongewoon. Rembrandt zou het een heel leven gaan doen, maar die was twintig jaar jonger dan Bailly en stond nog aan het begin van zijn carrière toen ze allebei in Leiden werkzaam waren.

IJdelheid der ijdelheden

Ondertussen is de oudtestamentische betekenis van het woord ijdelheid in Bailly’s werk minstens zo aanwezig als zijn ijdelheid in hedendaagse zin. „IJdelheid der ijdelheden [vanitas vanitatum] en alles is ijdelheid”, citeert hij de Prediker op een stuk papier dat in zijn bekendste schilderij rechtsonder over een tafelrand hangt. Op de tafel staat een vanitasstilleven uitgestald, dat behalve attributen die met dood en vergankelijkheid te maken hebben ook een paar geschilderde en getekende portretten bevat – waaronder een zelfportret. Maak je geen illusies, is natuurlijk de boodschap, we gaan er allemaal aan.

Maar misschien ook: wat een wonder dat de schilder in staat is illusies te maken, en dat mensen in de vorm van die geschilderde illusies tóch een beetje blijven voortbestaan na hun dood.

Dit schilderij van David Bailly is zo tweeslachtig als het leven zelf

Vier eeuwen later kunnen wij Bailly’s werk nog steeds bekijken – op een voorbeeldige tentoonstelling, die na drie zaaltjes met getekende en geschilderde portretten (zeer verdienstelijk, maar geen buitencategorie) culmineert in het vanitasstilleven-met-portretten uit 1651 dat zijn laatst gedateerde, misschien wel beste en sowieso meest raadselachtige schilderij is. Om het sluitstuk heen hangen schilderijen, prenten en tekeningen met vanitasmotieven door hemzelf, tijdgenoten en voorgangers. Het is een tentoonstellingszaal als een aantrekkelijk geïllustreerd kunstgeschiedeniscollege, met onder meer vijftien grandioze gravures van prentmeesters als Albrecht Dürer, Lucas van Leyden, Hendrick Goltzius en Bailly’s leraar Jacques de Geyn II. Bailly’s sleutelwerk, dat tot de topstukken in de vaste collectie van De Lakenhal behoort, wordt nu dus zowel in de context van de vanitastraditie als in de context van Bailly’s portrettenoeuvre getoond.

Jong en levend

Behalve een stilleven met portretten is het pièce de résistance zelf ook een portret: links van de tafel met de schedel, de gedoofde kaars, de zandloper, de verdorde bloemen en nog wat vanitasattributen zit een jonge schilder, een ‘echte’ schilder dus naast de geschilderde en getekende mensen. Over de identiteit en de rol van deze figuur wordt door kunsthistorici al decennialang gespeculeerd. Zelfs de auteurs van de catalogus zijn het niet eens. Christiaan Vogelaar meent dat de schilder zichzelf als jongeman heeft voorgesteld, gezeten naast een portret van zichzelf op latere leeftijd – als een soort tijdreis in olieverf dus, een reflectie op het eigen voorbije leven. Volgens Rudi Ekkart is het „een veel te rechtstreeks portret om te kunnen doorgaan voor een verjongde zelfprojectie van de kunstenaar” en daarom waarschijnlijk een portret van een jonge vakbroeder. Zo zijn er nog veel meer onduidelijkheden, onder meer over de identiteit van de vrouw op het ovale portretje achter de kaars.

Wat intussen wél duidelijk is: hier zit iemand zelfbewust en netjes aangekleed jong en levend te wezen naast een tafel vol rekwisieten die voor een deel naar ouderdom en aftakeling verwijzen. En ja, we zien ze wel hoor, die schedel en die zandloper en die gedoofde kaars. Maar we kijken ook naar alle mooie en begerenswaardige spullen op tafel. Geld, zilver, glas en parels. Boeken, schilderijen en tekeningen. Het schilderij is zo tweeslachtig als het leven zelf: enerzijds weten we dat we het moeten relativeren en loslaten, anderzijds nemen we het serieus en houden ons er, zolang het duurt, hartstochtelijk aan vast. Het bestaan wordt hier door David Bailly getoond en doorzien tegelijk.

‘Het begon met die tekening van m’n vader’ Joris Escher (56), schreef een vie romancée over zijn beroemde oudoom, kunstenaar M.C. Escher. „Ineens besefte ik: ik hóú gewoon heel erg van zijn werk.”

https://www.nrc.nl/nieuws/2023/03/22/het-begon-met-die-tekening-van-mn-vader-a4160180

Na anderhalf uur praten vertelt Joris Escher (56) dat hij nogal wat gêne moest overwinnen om een boek te schrijven over de jongste broer van zijn opa. „Want het is niet mijn verdienste dat ik met de achternaam Escher ben geboren”, zegt hij. „Ik dacht: ik moet niet met die veren pronken. Ik begrijp ook heel goed dat er wantrouwen is, zo van ‘die wil zeker lekker meesurfen op de golven van de grote Escher’. Al schijnt dat trouwens een heel Nederlandse gedachte te zijn, vanuit de calvinistische meritocratie zullen we maar zeggen. Maar goed, ik had die gedachte óók. Bovendien: als de zonen van Escher al niet over hun vader hebben geschreven, waarom zou ik het dan doen?”

Misschien omdat hij die tekening had gevonden, tussen de spullen van zijn overleden vader: een onbekende tekening, gemaakt door zijn oudoom, kunstenaar M.C. (Mauk) Escher (1898-1972), beroemd om zijn wiskundig geïnspireerde prenten die zelf ook wiskundigen hebben geïnspireerd. Het ging om een tekening die negentig jaar lang door niemand was gezien.

En misschien omdat Joris Escher binnen zijn familie degene is, zegt hij, „die het meest van kunst houdt. Altijd al”.

En vooral: vijf jaar geleden stond hij in het Fries Museum bij de opening van een tentoonstelling die ‘Escher op reis’ heette. „Terwijl Escher vijftien jaar in Italië heeft gewoond. Hij was niet op reis, hij wóónde daar. Maar goed, toen besefte ik: ik hóú gewoon heel erg van zijn werk. Dat is raar: als je zo met iets bent opgegroeid, als het zo onderdeel van je is, dan begrijp je niet dat je daar gewoon heel veel van houdt. Tenminste, ik niet. En dat gaf een veel mooiere en constructievere kracht dan die vervelende gêne die de creativiteit tegenhoudt. Dus toen heb ik mezelf toestemming gegeven om te schrijven. Ik dacht: hij is ook mijn oudoom. Ik mag dit verhaal vertellen.”

En nu is er het boek Escher worden. Het verhaal begon, en begint ook hier aan tafel, bij die onbekende tekening. Ergens in 2015 of 2016 deden Joris Escher en zijn twee zussen weer eens een poging de self-storage in Rotterdam-Alexander met de spullen van hun in 2009 overleden vader leeg te ruimen. „Aan de ene kant moet je het een keer opruimen. Maar aan de andere kant is het ook nog een belofte, houdt het je vader levend zolang je dat niet doet.” Daarom duurde dat zo lang.

Op een van de verhuisdozen stond ‘lakdozen’. Dat zit zo: Mauks vader, Joris’ overgrootvader, heeft van 1873 tot 1878 als waterbouwkundig ingenieur in Japan gewerkt. Op verzoek van de Japanse keizer heeft hij er havens aangelegd, rivieren beter bevaarbaar gemaakt. Hij had prachtige geschenken meegekregen, die in de familie ‘de Japanalia’ werden genoemd. Zoals houtblokprenten, ukiyo-e: „Die hingen bij ons thuis in Laren altijd langs de trap. Er stonden kabuki-acteurs op, en samoerai, en gezichten op Edo van Hiroshige.” Hiroshige (1797-1858) was een belangrijke Japanse prentmaker; Vincent van Gogh (1853-1890) heeft een paar van zijn prenten nageschilderd.

Er waren ook waaiers van ivoor, met pauwenveren. En lakdozen, acht stuks, de meeste ingelegd met parelmoer en kwartelei-schaal. „Een van die lakdozen was eigenlijk het eenvoudige broertje”, vertelt Escher. „Een beetje stoffig. Ik had hem vroeger nooit gezien, dus die opende ik.” Er lagen verschillende uit ivoor gesneden puzzels in. En tekeningen, in 1927 gemaakt door Mauk en door diens vader, die toen al in de tachtig was. Mauks tekening laat de zes stappen zien die nodig zijn om een van de puzzels op te lossen: zes ivoren staafjes met inkepingen halverwege kunnen zo worden samengevoegd dat ze een driedimensionaal kruis vormen. De inkepingen passen dan precies in elkaar en zijn, als bij een ingenieuze houtverbinding, niet meer te zien.

De omgekeerde weg van Pinokkio

„Om die kruispuzzel op te lossen moet je zoveel driedimensionaal voorstellingsvermogen hebben”, zegt Escher. „Dat moet belangrijk voor hem zijn geweest, en voor zijn kunstenaarschap. Ik dacht meteen: ik moet dit uitzoeken voor de familie en voor de Escherliefhebbers. Er was al veertig jaar niks nieuws over hem geschreven. Wel over zijn werk, bijvoorbeeld door Doris Schattschneider, een fantastische Amerikaanse wiskundige. Maar het is alsof hij als persoon de omgekeerde weg van Pinokkio heeft afgelegd, alsof hij een houten pop is geworden. Je ziet altijd alleen maar die man met dat sikje. Een statisch beeld. En het werk van Escher gaat juist over wórden, over metamorfoses, transformaties, transities.”

Er komt een serveerster om onze bestelling op te nemen. „O, we hebben nog niet gekeken”, zegt Escher. „Zullen we dat even doen? Welk eten praat makkelijk? Ik denk dat ik een soepje neem.”

Joris Escher werkt net als zijn overgrootvader in de watersector, maar dan als management-consultant. Hij puzzelt naar veranderkundige oplossingen, bijvoorbeeld voor de toekomst van het IJsselmeer, met veel partijen aan tafel. Het is denken in veel dimensies tegelijk. „Als je van complexiteit houdt, hou je van waterproblematiek.” Hij heeft rechten en economie gestudeerd, vertelt hij. „In Rotterdam. Omdat ik weg wilde uit Laren, uit het Gooi, en omdat ik het niet zo goed wist en zo veel mogelijk vrijheid wilde houden. Maar ik ben eigenlijk autodidact, ik heb mijn studies nooit gebruikt. Ja, wel afgemaakt. Dwangneurotisch afgemaakt.”

Beter met de gum

Hij had ook kunstacademie overwogen. „Ik hou wel erg van tekenen, maar ben geen makkelijke tekenaar. Ik ben beter met de gum dan met de potloden.”

Na zijn studies liep hij stage in Parijs en in Midden-Amerika, waar hij nog een half jaar bleef reizen. „Op de motor. En als je het hebt over ruimtelijkheid…” Want we hadden het al even over de ruimtelijkheid in de prenten van Hiroshige, en ook in het prachtige vroege werk van M.C. Escher, de Italiaanse landschapsprenten – nu te zien in het Kunstmuseum in Den Haag. „Die valleien in Mexico”, zegt Joris Escher, „gezien vanaf de motor, dat ze hele tijd veranderen in weer nieuwe valleien… fantastisch. Ik vond het moeilijk om terug te komen. Mauk is Nederland ook echt ontvlucht vanwege de saaie tweedimensionaliteit, zou je kunnen zeggen. En dat had ik ook wel.” Hij kwam terug, ging eerst als organisatie-adviseur werken. „Waaronder in 1993, 1994 in Burundi en in wat toen Zaïre heette. Heel leuk, kan ik lang over vertellen, maar daar gaat het nu niet over.”

Het eten komt. „Ook lekker”, zegt hij over mijn garnalenkroketjes. „Maar dat praat minder makkelijk.”

In 1995, vervolgt hij, begon hij samen met een vriend een galerie en kunstbedrijfsuitleen voor Latijns-Amerikaanse en Oost-Aziatische actuele kunst. Het soort kunst dat hij op zijn reizen had gezien en in Nederland nooit zag. Ze konden ervan leven, maar in 2005 „kon ik mezelf daarin niet meer ontwikkelen” en ging hij opnieuw de consultancy in, maar nu met meer aandacht voor beelden en voor wat hij ‘denken met je handen’ noemt. Een hartstocht van hem, hij wil er zijn tweede boek over schrijven.

Hij heeft zelf ook gedacht met zijn handen: getekend en prenten gemaakt, „in linoleum en perenhout”. Er staan er een paar in het boek, en ook enkele van Vanessa Hudig, zijn vriendin, die kunstleraar is op het Barlaeus Gymnasium. Er staan geen prenten van M.C. Escher in, wel van kunstwerken en andere objecten die de kunstenaar (waarschijnlijk) beïnvloed hebben. Mauks tekening van de ivoren puzzel, de rode draad in het boek, heeft Joris zelf weer nagetekend.

Hij vond het tekenen en drukken heerlijk om te doen, én leerzaam. Hij noemt „het vereren van cognitie en intelligentie, in onze cultuur, eigenlijk heel beperkend. Kijk, je kunt de werkelijkheid leren kennen door middel van de wetenschap, en dat is fantastisch. Maar daarnaast kun je de werkelijkheid leren kennen, het onkenbare aftasten, via kunst. En je kunt de werkelijkheid leren kennen door craft, vakmanschap: met je handen.”

Familietaal

Het hielp hem enorm om in het hoofd van zijn oudoom te kruipen. Want dat doet hij: Escher worden is een vie romancée. „Ik moest een vorm vinden die hem recht deed”, zegt hij „En Escher is niet te plaatsen.” Als kunstenaar werd hij niet serieus genomen. „Wat men moderne kunst noemt, is vaak intuïtief, spontaan, kleurrijk, appelleert aan het onbewuste… al die clichés, hè. Ik hou heel erg van moderne kunst hoor, maar Mauk was natuurlijk precies het tegenovergestelde. Niet spontaan, maar rationeel. Vakmanschap. Dus het was geen kunst, geen wiskunde… of wiskunde én kunst. En mijn boek is geen fictie en geen non-fictie, of allebei. Dat is eigenlijk een beetje hetzelfde onderscheid.”

De geromantiseerde biografie kan een irritant genre zijn als je je als lezer de hele tijd afvraagt of de hoofdpersoon iets wel écht heeft gedacht en meegemaakt. Maar Escher worden leest als een meeslepende roman, ook doordat het woordgebruik zo authentiek aandoet. Joris Escher schrijft in een ouderwetsige taal die overkomt als geabsorbeerd uit brieven en dagboeken. „De familietaal”, bevestigt hij. „Ik denk dat elke familie zijn eigen taal heeft. Ik had 61 cahiers met levensschetsen van mijn overgrootvader, die ook de ontwikkeling van zijn zonen beschrijft, en gesprekken met hen. De familie Escher hield van schrijven. Er zijn heel veel brieven. Die van Escher zelf aan zijn zonen zijn ook prachtig.”

Escher worden wekt ook enorm de reislust. Je reist met M.C. Escher mee door Italië en Spanje, je ziet de weidse landschappen, de Moorse mozaïeken in het Alhambra, de Byzantijnse kerkkunst. Een zesde-eeuws mozaïek in Ravenna met een onmogelijk perspectief, een visuele grap die meteen Escheriaans aandoet en die Mauk gezien móét hebben, hij is er geweest. Je reist ook met Joris Escher en zijn vriendin mee, want in korte intermezzi beschrijft hij zijn eigen ervaringen met prenten maken, zoeken waar Mauk ooit heeft zitten schetsen, zelf tekenen op locatie.

Die intermezzi, zegt hij, „weven eigenlijk Eschers levensmetamorfose aan elkaar. En ik kan er dingen mee zeggen zonder ze op te schrijven: wat hij betekend heeft voor mij, het gevoel dat hij deel is van mijn leven, mijn hele leven al, wat dat betekent voor een familie. Het geeft een soort resonantie tussen de generaties, die volgens mij ook deel is van het verhaal”. De constructie van het boek, dat mag duidelijk zijn, was zelf ook een puzzel.

De tafel wordt afgeruimd, maar Escher houdt zijn handen om zijn kom. Hij heeft vooral zitten praten. „Gelukkig is deze soep koud ook lekker.”

 

Vandaag exact 122 jaar geleden – op 15 maart 1901 – werden schilderijen van de overleden Nederlandse schilder Vincent van Gogh getoond in de galerie Bernheim-Jeune in Parijs. De 71 schilderijen veroorzaakten een sensatie in de hele kunstwereld. 

TEFAF Maastricht 2023 Mar 11 – 19, 2023 March. 9 and March 10 by invitation only

https://www.tefaf.com/fairs/tefaf-maastricht

Mocht je daar niets naar je gading vinden 🙂

De naam van de kunstenaar is niet echt belangrijk toch?

De geldwaarde van het kunstwerk is evenmin belangrijk – kunst hoeft niet duur te zijn.

Neem rustig de tijd om rond te neuzen op onze website. En kijk naar waar je blij van wordt. Waar jullie blij van worden. En als dan de prijs oké is, kan het genieten beginnen.

Deense Cobrakunstenaars in de schijnwerpers. Wij kussen de aarde – Deense moderne kunst 1934-1948

https://museumtijdschrift.nl/artikelen/tips/deense-cobrakunstenaars-in-de-schijnwerpers/?mc_cid=c1ca88740f&mc_eid=5f924011f4

 

van 27 jan 2023 t/m 14 mei 2023 in Cobra Museum voor Moderne Kunst

 

Het is alweer 75 jaar geleden dat de Nederlands-Belgisch-Deense Cobrabeweging (1948-51) werd opgericht. Ter ere van het jubileum zet het Cobra Museum de Deense kant van de Europese kunstenaarsgroep in de schijnwerpers. Aan de hand van drie tentoonstellingen wordt duidelijk hoe de Scandinavische werken van invloed waren op de totstandkoming van de Cobrabeweging. 

Zaaloverzicht ‘Wij kussen de aarde’, foto: Peter Tijhuis

Aan het begin van de tentoonstelling Wij kussen de aarde over Deense moderne kunst tussen 1934 en 1948, het interessantste onderdeel van het drieluik, hangt het schilderij De mystiek van erotiek, de gelukkigen van Richard Mortensen. Felle, ongemengde kleuren en strakke lijnen vormen een ‘liefdesmachine’ die de ‘verkenning van erotiek in de kunst’ verbeelden. Mortensen, maar ook andere Deense kunstenaars, gebruikten expressieve kleuren en schilderden abstracte voorstellingen en figuren. Deze kenmerken werden later door veel Cobrakunstenaars overgenomen. 

Zaaloverzicht ‘Wij kussen de aarde’, foto: Peter Tijhuis

Op deze tentoonstelling wordt duidelijk hoeveel de Denen hebben betekend voor dit internationale gezelschap. Dankzij het Cobra Museum stappen de voorgangers van de Kopenhaagse tak eindelijk uit de schaduw van grote namen zoals Karel Appel en krijgt de bezoeker de mogelijkheid meer te leren over deze onbelichte geschiedenis van Deense moderne kunst. 

de muurschilderingen van Banksy in Oekraïne worden beschermd.

https://museumtijdschrift.nl/artikelen/nieuws/februarikunst-banksys-muurschilderingen-in-oekraine-worden-beschermd/?mc_cid=c1ca88740f&mc_eid

Foto: Ron Frazier

Een muurschildering waarop de Russische president Poetin door een jongetje in judopak op de grond wordt gegooid. Of een waarop een meisje een handstand maakt op de brokstukken van een verwoeste stad. De afgelopen periode verschenen er in en rondom Kiev enkele kunstwerken van de wereldberoemde en tegelijkertijd anonieme kunstenaar Banksy. De weken daarna probeerden dieven de kunst van de muur te hakken, maar ze werden al snel op heterdaad betrapt en gearresteerd. Naar eigen zeggen wilden ze de opbrengst van de verkoop doneren aan het Oekraïense leger.
Om de toekomst van de kwetsbare muurschilderingen veilig te stellen, heeft de lokale overheid vorige week op vier muurschilderingen een hightech systeem laten plaatsen met gepantserd glas, een alarm en draadloze beveiligingscamera’s.
Banksy’s werken zijn erg populair onder de Oekraïense bevolking. Afgelopen vrijdag heeft het postbedrijf zelfs een postzegel uitgegeven met daarop de afbeelding waarop Poetin doo

Liefde aan de bordeelpoort: Japanse prenten in detail

https://www.nrc.nl/nieuws/2023/03/01/liefde-aan-de-bordeelpoort-japanse-prenten-in-detail-a4158362?utm_campaign=share&utm_medium=email&utm_source=email&utm_term=in-byline

in detail

Prentkunst Mooie Japanse prenten blijken ook verleidelijke reclames voor bordelen te zijn, inclusief ‘product placement’ voor gezichtspoeder en kimono’s. Dat is te zien op een expositie in het Sieboldhuis in Leiden over de kunst van de ‘vlietende wereld’.

Na een vrijage reinigt dit paar zich met na-de-seks-doekjes, uit de ‘Set van 20 shunga egoyomi’, waarschijnlijk van Keisai Eisen, 1819.
Na een vrijage reinigt dit paar zich met na-de-seks-doekjes, uit de ‘Set van 20 shunga egoyomi’, waarschijnlijk van Keisai Eisen, 1819. Collectie Paul Beliën/Foto Sieboldhuis 

Beeldende kunst

Verborgen betekenissen. Vrouwen en mannen in de Japanse prentkunst 1765-1865. T/m 23 april in Japanmuseum Sieboldhuis, Leiden. Inl: sieboldhuis.org Catalogus: The Riddles of Ukiyo-e. Woman and Men in Japanese Prints 1765-1865 (Uitg. Ludion, 256 blz, €40)

Er lijkt weinig glamoureus aan sekswerk, vroeger en nu. Maar die indruk krijg je niet als je naar de elegante Japanse houtsneeprenten kijkt uit de achttiende en negentiende eeuw. Daarop staan vaak succesvolle prostituees afgebeeld, in kleurige kimono’s en bevallige poses. Of kleurrijk uitgedoste acteurs, die voor vermaak zorgden in de legale bordeelwijken zoals Yoshiwara, in Edo, zoals de Japanse hoofdstad Tokio toen heette.

Het Japanmuseum Sieboldhuis in Leiden heeft nu expositie waarin een poging gedaan wordt die wereld achter die mooie plaatjes enigszins te duiden: Verborgen betekenissen. Vrouwen en mannen in Japanse prentkunst. Aan de hand van details op de afbeeldingen worden minder bekende aspecten belicht van de vermaakswereld waaruit deze prenten stammen. Afbeeldingen van de ‘vlietende wereld’, de wereld van vluchtig genot, ukiyo-e, worden ze in Japan genoemd.

Prostitutie was in die dagen in Japan niet een verwerpelijke zonde voor de achterkamertjes, zoals in de christelijke wereld. Het huwelijk was om kinderen te maken: dat mannen elders seksueel plezier zochten, was maatschappelijk geaccepteerd – een onderdeel van het culturele leven ook. In die zin dat sjieke prostituees (oiran) in hoog aanzien stonden, zoals de courtisanes aan westerse hoven, als ze ook konden musiceren en gedichten schrijven in een sierlijk penseelschrift. Ook hun make-up, hun haarstijl en hun dure kimono’s werden hoog aangeslagen – Japanse courtisanes waren een soort mode-influencers avant la lettre. Mede door de prenten waarop ze mooi werden afgebeeld, die ook door niet-bordeelbezoekers gretig gekocht werden om van trends op de hoogte te blijven.

Vluchtig genot

De ukiyo-e prentkunst was deels een soort decente reclame voor de wereld van het vluchtig genot, blijkt uit de Engelstalige catalogus bij de expositie. Niet onafhankelijke kunstenaars, maar uitgevers verkochten die droom van glamoureuze vrouwelijke (en mannelijke) sekswerkers in prenten. (Dat mannen seks met elkaar hadden werd in niet-christelijk Japan niet als probleem gezien.) Kunstenaars als Keisai Eisen en Kitagawa Utamaro werkten in opdracht. En hun stijlvolle prenten, soms gesponsord door bordelen, kledingzaken, theehuizen en makers van make-up of potentieverhogende middelen, en voorzien van ‘product placement’, haalden enorme oplagen. Zo bereikten de 15.000 prenten die Utawaga Kuniyoshi (1797-1861) ontwierp een geschatte oplage van zo’n 30 miljoen exemplaren, gedrukt met wel 120.000 kersenhoutblokken, aldus de catalogus. Er werden ook gidsen en boeken met verhalen rond de bordeelwijken uitgegeven.

De niet-glamoureuze kant van de Japanse seksindustrie (veel sekswerkers stierven jong) zie je amper in de ukiyo-e prenten

Op de expositie zijn ook expliciet erotische prenten, shunga of ‘lente beelden’ te zien. Daarop is de geslachtsdaad uitgebeeld, anders dan op de doorsnee ‘mooie vrouwen’-prenten. Maar seksprenten werden verboden toen het rond 1840 economisch slechter ging in Japan. Illegaal bleven ze verschijnen, net als de toen ook verboden prenten met populaire acteurs van het volkstoneel Kabuki, ook op de expositie, en geisha’s, gezelschapsdames die geen seksuele diensten verleenden. Zij lieten hun bewerkelijke kimono’s op hun rug dichtknopen. Anders dan de sekswerkers, die, zoals ook op de prenten te zien is, hun obi (kimonogordel) aan de voorkant dichtknoopten. Dan is de kimono makkelijker uit te doen.

Eigendom van het bordeel

Edo, het huidige Tokio, groeide in de achttiende eeuw met meer dan een miljoen inwoners uit tot de grootste metropool van de wereld, met een officiële bordeelwijk Yoshiwara. Jonge meisjes uit arme gezinnen van het platteland werden ‘verkocht’ aan bordelen, waar ze eerst als hulpjes van succesvolle prostituees werden ingezet, en daarna zelf als sekswerker aan de slag moesten. Nadat ze tegen betaling ontmaagd waren. Ze waren in feite eigendom – slaven – van het bordeel. Dat vond men niet ongewoon in Japan destijds; je voldeed zo aan je plicht als kind.

De niet-glamoureuze kant van de Japanse seksindustrie (veel sekswerkers stierven jong) zie je amper in de ukiyo-e prenten. Hoewel je wel ‘gewone’ sekswerkers ziet achter het lattenwerk aan de straat, die door klanten direct benaderd konden worden. Succesvollere prostituees zaten op de eerste verdieping van de bordelen, en zij konden klanten weigeren. Of door een rijke zakenman ‘vrijgekocht’ worden. Een van de ingehouden dramatische prenten op de expositie van Utamaro toont zo’n prostituee die vrijgekocht dacht te zijn door zo’n klant. Uit dankbaarheid tatoëerde ze zijn naam op haar arm – maar hij zag ervan af en zij probeert na dat debacle de tatoeage te verwijderen met de moxibustie-techniek: acupunctuurnaalden met daarop brandende bolletjes van gedroogde bijvoetplant.

DETAILS

Op de expositie zijn 123 prenten te zien, vooral van ‘mooie vrouwen’, maar ook van ‘krachtige mannen’ zoals sumo-worstelaars, en figuren uit legenden en populaire acteurs. Allemaal van context voorzien.

 

Expositie Harrie Gerritz Kunst of Art in Laag Keppel

Vanaf 9 maart t/m 15 april organiseren zij een expositie van Harrie Gerritz.
Beeldend kunstenaar Harrie Gerritz (1940) legt zich al meer dan 40 jaar toe op het weergeven van het landschap in al zijn verschijningsvormen. Zijn gestileerde beeldtaal is direct herkenbaar.
Huizen, kerktorens, wolken, de zon en de maan brengt hij terug tot elementaire vormen en kleuren. Tegelijkertijd is zijn werk hoogstpersoonlijk. Iedere lijn en ieder vlak draagt zijn onverwisselbare handschrift. Zijn werk is in de loop der jaren steeds abstracter geworden.
Het palet is van heel groot belang. Vanaf het eerste begin werkt Gerritz met de kleuren die hij uit de drukkerij wereld kende: geel, blauw, rood en zwart. Daar kan hij nog altijd goed mee overweg, het past bij zijn neiging tot reductie. Zijn uitgangspunt – de reden om aan een schilderij te beginnen – is: ‘Ik wil iets meemaken’. Ik wil iedere keer iets nieuws ontdekken, iets dat ik nog niet eerder heb gezien. Ik probeer het werk zo spannend mogelijk te maken met zo weinig mogelijk elementen’ aldus Harrie Gerritz.

eentje uit onze collectie.