Zijn we Mondriaanmoe? Of weet het Haagse Kunstmuseum zijn oeuvre niet aan de man te brengen? ★★★☆☆
Mondriaan mag dan de Grote Pionier zijn geweest in de ontwikkeling van figuratie naar abstractie, van appelboom naar ruitjespatroon, op de tentoonstelling Rondom Mondriaan denk je: who cares?
Is het de gewijde stilte die past bij zijn ernstige schilderijen en zijn al even ernstige levenswandel? Of zijn we gewoon Mondriaanmoe? Druk is het in elk geval niet op de jubileumtentoonstelling Rondom Mondriaan die het Haagse Kunstmuseum heeft georganiseerd naar aanleiding van des schilders 150ste geboortejaar. Het was me al eerder opgevallen, de laatste jaren in de speciale De Stijl-vleugel van het museum met zijn Mondriaans, Rietvelds, Van der Lecks en Van Doesburgen: er is nauwelijks een bezoeker te bekennen. Het gemiddelde van zeven seconden dat volgens berekeningen toeschouwers voor een kunstwerk zouden doorbrengen geldt ook voor Mondriaan – in het gunstigste geval.
Het is een pijnlijke constatering. Temeer omdat we het hier hebben over ‘een van de grootste kunstenaars van de twintigste eeuw’, volgens het Kunstmuseum, ‘de man die alles veranderde’, zoals de titel van een eerdere catalogus luidt. Wat op zich een juiste eretitel is.
Piet Mondriaan (1872-1944) was een van de radicaalste kunstenaars ever. Boegbeeld van het modernisme. De man over wie altijd wordt betoogd dat hij eigenhandig de ontwikkeling in de kunst heeft omgebogen door alle figuratieve herkenbaarheid uit zijn schilderijen te weren. De man die op zoek was naar het dna van de kunst en het vocabulaire wist te reduceren tot de kleuren rood, geel, blauw en wit, plus een grid van zwarte lijnen.
De man ook die, met zijn stugge vasthouden aan het ingeslagen minimalisme, zichzelf in een hoek leek te hebben geschilderd, maar op het einde van zijn leven dat wist te revitaliseren met een fikse portie dynamiek. Geïnspireerd door boogiewoogieklanken, waarop hij in de avonduren danste, na een slokje; muziek waarnaar hij zijn laatste werk vernoemde: Victory Boogie Woogie, een schilderij dat swingt met kleine kleurvlakjes en stukjes tape, en dat hoewel verre van voltooid, als de ‘Nachtwacht van de 20ste eeuw’ werd bestempeld.
Die man dus. Van wie het Haagse Kunstmuseum zo’n driehonderd werken bezit, inclusief de langdurige bruikleen van voornoemde ‘Nachtwacht’. Het meesterwerk dat evenwel, na vele omzwervingen door het museumgebouw, in de vaste opstelling in het laatste zaaltje van de laatste afdeling hangt. En waarvoor steevast een bankje staat waarop (ook steevast) niemand zit. Zoveel anders dan de echte Nachtwacht, van Rembrandt, zestig kilometer verderop in het Rijksmuseum, waarvoor het wél dagelijks dringen is.
Is Mondriaans momentum voorbij? Weet het Haagse museum diens oeuvre niet aan de man te brengen?
Met Rondom Mondriaan doet het museum daartoe wel een nieuwe poging. De tentoonstelling toont Mondriaans werk tussen dat van zijn tijdgenoten en navolgers. Zo hangt zijn landschap met bomen langs het Gein naast een tafereel met wolken boven een meer van Willem Roelofs; een hoekige harlekijn van Picasso naast Mondriaans boom met even hoekige takken; zijn compositie met vier gele lijnen bij een drieluik met gele vlakken van Bob Bonies; een vroeg meisjesgezicht van Mondriaan naast het portret van Hendrika van Snippenberg, nazaat van Nederlandse arbeiders in Suriname, van Iris Kensmil.
Het is zeker een poging van het museum de reikwijdte van Mondriaan te vergroten en zijn belang te verbreden. Maar veel verder dan een serie formele verwantschappen komen ze in Den Haag niet. Wat ook waarschijnlijk de hele kwestie is met de appreciatie van Mondriaan: hij mag dan de Grote Pionier zijn geweest in de ontwikkeling van figuratie naar abstractie – van appelboom naar ruitjespatroon – tegelijk denk je: who cares? De ontwikkeling is eerder voer voor kunsthistorici en andere theoretici.
Wellicht is dat ‘het probleem met Piet’: alsof er helemaal niets anders over hem valt te zeggen. Wordt het niet eens tijd om Mondriaan te bevrijden van het dogma van de stilistische vooruitgang? Door zijn schilderijen te laten zien buiten de gebaande paden van kleur- en vormovereenkomsten? In een breder verband, zoals hij zelf zijn werk ook zag: maatschappelijk, spiritueel, op het religieuze af. Of juist als onderdeel van een levendige, uitbundige wereld, buiten de kunst. Had de vroegere directeur van het Kunstmuseum, Hans Locher, niet eens gezegd dat hij de Victory Boogie Woogie nog nooit zo mooi had zien hangen als op de slaapkamer van de familie Newhouse (van wie het werd gekocht in 1997)? Recht tegenover het uitzicht over de straten en de wolkenkrabbers van New York.
DUUR, DUURDER, DUURST: DE AANKOOP VAN VICTORY BOOGIE WOOGIE
Hoe zat het ook alweer met die Victory Boogie Woogie? Piet Mondriaan werkte koortsig aan het ruitvormige schilderij tot aan zijn dood op 1 februari 1944. Het doek bleef onvoltooid. Ter gelegenheid van het afscheid van de gulden en de introductie van de euro werd het door de Nederlandse staat aangekocht (dankzij een schenking van De Nederlandsche Bank) van de New Yorkse uitgever Samuel Newhouse.
Kosten: 82 miljoen gulden, nu 37 miljoen euro. Voor velen te duur, zeker omdat Newhouse, beseffend dat Nederland het schilderij graag wilde aankopen, het bedrag steeds verhoogde. Ook omstreden door de eigenzinnige wijze waarop toenmalig minister van Financiën, Gerrit Zalm, het laatste werk van Mondriaan aankocht zonder de Tweede Kamer in te lichten. De term ‘Nachtwacht van de 20ste eeuw’ is overigens afkomstig van toenmalig staatssecretaris van Cultuur, Rick van der Ploeg.
RONDOM MONDRIAAN
Beeldende kunst
★★★☆☆
Kunstmuseum Den Haag. Tot en met 25 september.