Vroeg portret van Karel Appel uit zijn onderduiktijd in Twente

https://krant.dg.nl/titles/degelderlander/7110/publications/33311/articles/1795130/41/1

Schilderij van Hengelose Anke Gorter voor het eerst te zien voor publiek

Kunstenaar Henk Lassche met het werk van Karel Appel. Foto cees elzenga Cees Elzenga

KUNSTENAAR HENK LASSCHE MET HET WERK VAN KAREL APPEL. FOTO CEES ELZENGA CEES ELZENGA
Het lijkt in niets op de wilde schilderijen van later. En toch, het doek van een vrouw met een rode hoofddoek is gemaakt door Karel Appel. Nu is het werk, kort na de oorlog in Hengelo gemaakt, voor het eerst voor publiek te zien.
Karel Appel (l) is zijn leven lang bevriend gebleven met schilder Theo Wolvecamp (r). Foto henk lassche Henk Lassche

KAREL APPEL (L) IS ZIJN LEVEN LANG BEVRIEND GEBLEVEN MET SCHILDER THEO WOLVECAMP (R). FOTO HENK LASSCHE HENK LASSCHE

Herman Haverkate

Hengelo

‘Kijk, daar hangt het.” Zegt Henk Lassche en wijst naar een wand vol schilderijen. Wie niet beter weet, die zou er zomaar aan voorbijlopen. Hoog op de muur, boven een trap, hangt het portret dat het pronkstuk is van de tentoonstelling. “Zijn grote periode moest nog komen, maar aan dit portret zie je al dat hij kon schilderen.”

Lassche, zelf kunstenaar, staat in de foyer van de Hengelose schouwburg. Het portret van Appel is afkomstig uit een privécollectie en is voor de eerste keer te zien voor publiek. “Ik wist dat het bestond. Een vroege Appel uit Twente, dat is iets bijzonders. Tien jaar geleden kwam ik bij toeval in contact met een vrouw uit Zutphen. Ze wist dat ik me interesseerde voor de geschiedenis van de kunst in Twente. Bij haar thuis zag ik dit portret hangen. Ik vroeg: Wie heeft dat gemaakt? Ze zei: Karel Appel. Toen ik haar vervolgens vroeg wie die vrouw was met de rode doek zei ze: Dat ben ik.”

De authenticiteit van het portret staat volgens Lassche vast. Appel maakte het vlak na de bevrijding in het atelier van de Hengelose amateurschilder Kees Gorter. Het is het laatste van een kleine reeks werken die hij maakte in de maanden dat hij ondergedoken zat in Twente. “Gorter hielp hem aan schilderspullen. Hij was directeur van de PTT in Hengelo en tevens een verdienstelijk schilder. Hij woonde aan de Schalkburgerstraat. Daar trof hij ook Anke, de dochter van Gorter. Wellicht uit dankbaarheid maakte hij haar portret. Toen ze een paar jaar geleden overleed stond het op haar rouwkaart. Met daarbij de tekst: Van Karel voor Anke.”

Hommage

Dat het doek nu voor het eerst voor publiek te zien is, is niet helemaal toevallig. De tentoonstelling in Hengelo is een laatste hommage aan Theo Wolvecamp, de in 1992 overleden Cobra-kunstenaar en geestverwant van Appel. Lassche, die Wolvecamp zelf goed heeft gekend, wil met de expositie de aandacht vestigen op de rol en betekenis van Wolvecamp voor de ontwikkeling van de kunst in Twente.

“Theo heeft overal zijn sporen nagelaten. In hem komen veel lijnen samen. Broeze, Holtrop, maar ook Rudy Klomp, Jan van der Leest en Eugene Brands. Van al die mensen zijn werken te zien. Ja, ook van iemand als Reinier Lucassen. Die woonde in Amsterdam. In zijn atelier is Theo overleden. Hij werd onwel, zei nog één keer ‘godverdomme’ en zakte in elkaar. Ook Appel mocht dit keer niet ontbreken. Zijn vriendschap met Theo was levenslang en buitengewoon hecht. Via de nazaten van de familie Gorter bleek het mogelijk om dit portretje te laten zien.”

Amsterdammer Karel Appel kwam in 1941 voor de eerste keer naar Twente. Zijn broer Dik, die verkering had gekregen met een meisje uit Twente, zat er al. Drie jaar later keerde hij terug, dit keer om onder te duiken en te ontkomen aan tewerkstelling in Duitsland. Berooid en vermagerd kwam hij aan bij het zomerhuisje dat zijn broer Dik huurde in de bossen van Boekelo.

In zijn Twentse schilderijen lijkt Appel in de verste verte niet op de schilder waarvan hij zelf een keer zei: ‘Ik rotzooi maar wat aan’. Het portret van Anke Gorter ademt eenvoud en een sfeer die lijkt op de schilderijen van de door hem bewonderde Italiaanse schilder Amedeo Modigliani. Lassche: “Je ziet al de behoefte om verder te gaan dan wat je met je ogen ziet. Vooral door die rode doek krijgt dit schilderij kracht.”

Cobra

Ook na de oorlog, toen Appel het boegbeeld werd van Cobra, zou de band met Hengelo blijven. Wolvecamp is de verbindende factor. “Ze hebben samen in Parijs gezeten. Appel is er gebleven, Theo ging terug. In de keuken van zijn moeder in Hengelo maakte hij zijn schilderijen. De grote stad was niets voor hem. Hij hoorde in Twente. Appel begreep dat. Hun vriendschap heeft altijd standgehouden. In essentie waren het dezelfde figuren. Gewone jongens, vrienden voor het leven.”

Appel is ook later nog regelmatig in Hengelo teruggeweest. Hij maakte er onder meer het portret van de Hengelose kousenfabrikant Hans de Jong, de beschermheer van Theo Wolvecamp. In 1957 schilderde hij twee onvoltooide doeken van Wolvecamp over, schilderijen die na de dood van Wolvecamp als Appels werden verkocht. Op een foto uit de jaren 80 staan de twee schilders broederlijk naast elkaar. “Appel als man van de wereld, Theo in een pak van Oostvogel uit Hengelo, maar toch zielsverwanten, verbonden door de schilderkunst.”

Te zien in Hengelo, Schouwburg, op woensdag, vrijdag en zaterdag, van 12.00 tot 16.00 uur en tijdens voorstellingen (t/m 3 juni)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *