De Queen kreeg vele gezichten

Koningin Elizabeth II & de kunsten Er zijn weinig vrouwen zo vaak afgebeeld of bezongen als de vorige week overleden koningin Elizabeth II. Van de Sex Pistols tot Andy Warhol en Lucian Freud: flatteus waren die portretten vaak allerminst.

Andy Warhol, Queen Elizabeth II (1985) uit de reeks Reigning Queens.
Andy Warhol, Queen Elizabeth II (1985) uit de reeks Reigning Queens. Foto Tolga Akmen/ EPA 

‘Waarom is het zo moeilijk om de koningin te portretteren?” vroeg The Guardian zich enkele jaren geleden af. Aanleiding was het nieuwe vijfdollarbiljet in Australië waarop koningin Elizabeth stond afgebeeld en dat het zoveelste „onflatteuze portret van de koningin” was. Het was verleidelijk om in de tekening een poging te zien het Australische republikeinse sentiment te voeden: laat mensen elke dag betalen met een biljet waar een nare vrouw op staat, en het koningshuis schaft zichzelf af. Maar, zo stelde The Guardian vast, het was een logischer verklaring dat het niet te doen was deze vorstin flatteus af te beelden.

Australische dollar

Natuurlijk is die tweede optie logischer, maar het is ook een merkwaardige vaststelling over een vrouw over wie zoveel kunst is gemaakt. Ruim tweehonderd keer poseerde ze voor officiële staatsieportretten. Schilders, fotografen, musici, theatermakers, auteurs: allemaal bogen ze zich over een beeld van de koningin. En velen van hen worstelden ermee dat ze een individu moesten verbeelden dat niet los was te zien van het symbool.

Pijpenkrullen

Dat leek aanvankelijk een sprookjesachtig gebeuren, tenminste voor wie nu luistert naar de Nursery Suite van de Britse componist Edward Elgar (1857-1934). Voor zijn suite uit 1930 kreeg hij toestemming het op te dragen aan de twee prinsesjes en hun moeder. Wie die ambitie heeft, komt natuurlijk niet aanzetten met heftige dissonanten, maar met een braaf orkestwerk waarin de wereld er een is van schattige popjes met pijpenkrullen.

De brave manier waarop Elgar te werk ging was echter geen garantie voor de manier waarop de Britse koningin later in muziek terugkwam. The Beatles kwamen in 1969 met het liedje ‘Her Majesty’, waarin Paul McCartney nuchter vaststelt: ‘Her Majesty’s a pretty nice girl / But she doesn’t have a lot to say’.

De Sex Pistols waren acht jaar later een stuk stelliger. Bij hen ging het meer om de symboolfunctie: ‘God Save the Queen / The fascist regime / They made you a moron / A potential H-bomb’. Popartkunstenaar Jamie Reid maakte een collage voor de hoes van hun single, waarvoor hij de koningin aanvankelijk met swastika’s op haar oogleden had getekend. Het platenlabel vond dat te ver gaan, maar er waren alternatieven. Op een ervan heeft de vorstin een veiligheidsspeld door haar mond, op de meest iconische heeft ze als een misdadiger een balkje over haar ogen met daarop de titel van het nummer. Over haar mond staan krantenletters geplakt: Sex Pistols.

Waren de Sex Pistols al weinig vleiend, ‘Royalty’ van de Schotse punkband The Exploited ging in 1981 nog een stuk verder: ‘We don’t need her / She’s no fucking use / She’s gonna be a victim / Of the working class abuse’. Het waren de hoogtijdagen van de Britse punkbeweging, die zich fel verzette tegen het conservatieve beleid van Margaret Thatcher. De koninklijke familie werd in talloze nummers bekritiseerd als symbool van klasse-ongelijkheid.

Kinderboeken

Dat stond in schril contrast met de conservatieve kinderboekenauteur Roald Dahl die de koningin in 1982 in De Grote Vriendelijke Reus (GVR) neerzette als een coole vrouw die Sophie en de GVR hielp met haar karakteristieke „koninklijke gastvrijheid”. In de kinder-evergreen The Paperbag Princess (1980) van Robert Munsch is Elizabeth een prinses: ze heeft een goed hart, verslaat een draak om de prins te redden en lapt alle koninklijke conventies aan haar laars.

Lucian Freud, Queen Elizabeth II (2000/2001), Chris Levine, Lightness of Being (2007) en Pietro Annigoni, Her Majesty in Robes of the British Empire (1969) Foto’s Stefan Wermuth/ Reuters, Chris Levine en Oli Scarff/ Getty Images

Het is allemaal zoveel braver dan Spitting Image, de tv-serie die in de jaren tachtig zijn hoogtijdagen kende en de koningin vaak op de korrel nam. De manier waarop ze een baby doopt met een fles champagne op het hoofdje doet een beetje denken aan de roman The Autobiogra-phy of the Queen (2007) van Emma Tennant, waarin de koningin genoeg heeft van het doorknippen van lintjes en ten doop houden van alles.

Allemaal fictie natuurlijk – daar is immers de ruimte voor de keerzijde van het ambt. Bij Sue Townsend brokkelde het koningshuis af in de satirische roman The Queen and I (1992), in een tijd waarin niet alleen het Verenigd Koninkrijk, maar de hele wereld getuige was van de scheiding tussen Charles en Diana (ook voer voor menig toneelstuk of film). De koningin komt in The Queen and I, nadat het koningshuis is afgezet, terecht in een huurhuis in de wijk ‘Hell Close’. Haar hondjes mag ze niet meenemen.

Koloniale context

De Britse historicus Jane Stevenson kaartte het koloniale verleden aan in de roman The Empress of Last Days (2003), waarin ze uiteenzet hoe de op de Bahama’s wonende zwarte wetenschapper Elizabeth of Bohemia in feite aanspraak maakt op de Britse troon.

Ook de Nigeriaanse beeldend kunstenaar Samson Akinnire plaatste Elizabeth in 2019 binnen een koloniale context: Elizabeth als vrouw van kleur is gemaakt van onder meer autobanden, blikjes, koper en glas. De Schotse beeldhouwer Hew Locke, die opgroeide in Guyana, deed in 2005 iets vergelijkbaars: met afval en plastic speelgoed ontstond een vorstin die symbool stond voor de etnische spanningen in de Britse samenleving. Het ging in deze werken niet zozeer om het individu, maar om het instituut.

Oluwole Omofemi, The Queen (2022) Foto Tristan Fewings/ Getty Images for Sotheby’s

Al sinds het aantreden van de Britse koningin legden kunstenaars niet zozeer haarzelf, maar juist het koningshuis als instituut vast. „God save the queen / She’s not a human being”, zongen de Sex Pistols in 1977 en het is alsof fotograaf Cecil Beaton zich daar al jaren daarvoor bewust van was. Toen hij de koningin in 1953 vastlegde op de dag van haar kroning, legde hij een mythe vast in de traditie van portretten uit de tijd van Elizabeth I, die eeuwen daarvoor ook lang op de troon had gezeten. Het staatsieportret van fotograaf Anthony Buckley week daar in 1960 niet van af: en profil, het haar stijfjes gestileerd onder haar kroon. En Pietro Annigoni maakte het nog bonter met de portretten die hij vanaf 1955 maakte van de vorstin: als een wezenloze Jeanne d’Arc die het land door weer en wind voert. De Britse koningin kwam natuurlijk ook terecht in de serie Reigning Queens (1985) van Andy Warhol, naast een jonge koningin Beatrix. Hoe glamoureus ook, er straalt niet echt een persoonlijkheid uit.

Het individu

Een geslaagde poging tot een persoonlijk portret deed schilder Justin Mortimer in 1998 met zijn ‘Queen Elizabeth’. Het was het jaar na de dood van Diana Spencer, de koningin had het dieptepunt in haar populariteit bereikt. Mortimer toonde een vorstin die letterlijk en figuurlijk verscheurd was. Het was het jaar waarop de rest van de wereld verbijsterd toekeek hoe lang en intens de Britten rouwden.

Justin Mortimers ‘Queen’ uit 1998 is letterlijk en figuurlijk een verscheurde vorstin

Veel kunstenaars richtten zich sindsdien op de mens Elizabeth. De beroemde Britse schilder Lucian Freud deed in 2001 een volkomen mislukte poging toen hij een portret van Queen Elizabeth presenteerde als een verfrommeld wezen met een raar kroontje op. „Ze lijkt op een van haar corgi’s die een beroerte heeft gehad”, zo omschreef een criticus het schilderij in tabloid The Sun. In The Guardian werd het portret vergeleken met een komisch masker van Richard Nixon.

Tot Elizabeths kern was naar eigen zeggen de Canadese fotograaf Chris Levine gekomen. Hij maakte in 2007 een hologram op basis van vele foto’s waarbij hij haar vroeg de ogen te sluiten en op haar ademhaling te letten, als in een meditatie. Lightness of Being toont een serene koningin met gesloten ogen, in een zacht licht. Zijn serie hologrammen laat de koningin als mens zien, een oude dame met wit haar en rimpels – en toch zit er een bijna goddelijk tintje aan dat ook weer wat kitscherig aandoet. Equanimity, gelijkmoedigheid, is de naam van een hologram – als er iets is dat kunst doorgaans de das om doet dan is het wel gelijkmoedigheid.

Wat dat betreft kwam de Duitse fotograaf Thomas Struth met zijn foto in 2011 van prins Philip en koningin Elizabeth dichterbij. In The New York Times vertelde hij dat hij vooraf had bedongen dat hij de jurk van de koningin mocht uitkiezen voor de foto: hij koos voor lichtgroen. Philip zit naast Elizabeth op de bank in een donkergroen pak, de kijker heeft vol zicht op de rimpels in hun gezichten. Zo zitten de twee vertrouwd, en eigenlijk ook een beetje burgerlijk, naast elkaar.

Hew Locke, Jungle Queen (2003), Cecil Beaton, de kroning van Queen Elizabeth II (1953) en Robotkunstenaar Ai-Da, Algorithm Queen (2022) Foto’s PA Images/ Alamy, Cecil Beaton/ EPA en ANP/ Camera Press Ltd

Dat het niet eenvoudig is om Elizabeth II in haar ware gedaante te pakken te krijgen, bewees nog dit jaar ‘Al-Da’, een algoritme dat Elizabeth II portretteerde. Een soort ruimtewezen is het resultaat, alsof het algoritme iets te vaak naar de Sex Pistols heeft geluisterd. Het is in ieder geval hét antwoord op de vraag waarom ze zo moeilijk te portretteren was.

Elizabeth II was een van de meest afgebeelde vrouwen ter wereld, de toekomst belooft ook veel goeds voor de kunsten. Charles mag dan minder populair zijn dan zijn moeder, hij spreekt nog meer dan zij voor de verbeelding, en de kans dat hij als koning voor een goddelijk, onbereikbaar wezen wordt aangezien is klein. De koningin is dood, leve de nieuwe verbeelding.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *